Wat is de betekenis van goj?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

goj

1) (1824) (Barg.) niet-jood; niet-traditioneel levende jood of christen. In het jodendom tel je als jood maar mee als je moeder joods is. Goj komt van het Hebreeuwse 'goy', hetgeen (joodse) volk betekent. In de loop der eeuwen is het woord net het omgekeerde gaan betekenen. Gojim betekent nu 'andere volken'. Die betekenis werd bijna zeker ontleend...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

goj

goj - Zelfstandignaamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) niet-jood Woordherkomst via Jiddisch גוי (goi) "niet-jood" van Hebreeuws גּוֹי (goj) "volk"; in het Oude Testament wordt de meervoudsvorm גּוֹיִים (gojiem) gebruikt in de betekenis vreemde volken Synoniemen gojim (eigenlijk het meervoud van...

2024-04-19
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

goj

(mv. gojim) (bnw. gojs) (< Hebr. goj, volk), 1. niet-jood: Is ’r geen onderscheid tusschen ’n gesjochte goj en ’n gesjochte jid? Narrigkat! Al is ’n goj nog zoo gesjochte heit-ie vóorrech ...! Wordt ’n arme goj nagescholde op straat? Heit iemand ’t rech ’m schmaus te noeme? HEIJERMANS2 245; 2. ma...

2024-04-19
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

goj

(in Joodse kringen) niet-Jood; een niettraditioneel levende Jood of een christen. In het jodendom tel je als Jood maar mee als je moeder Joods is. Goj komt van het Hebreeuwse goy, hetgeen (het Joodse) ‘volk’ betekent. In de loop der eeuwen is het woord net het omgekeerde gaan betekenen. Gojim betekent nu ‘andere volken’. Di...

2024-04-19
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Goj

(uitspr.: gooj), mv gojim [Hebr. goj = volk, mv gojjiem] joodse naam voor elke niet-jood; ook wel in de bet.: niet-gelovige = heiden, (verwant met gajes en [i]Het Gooi). [/i]

2024-04-19
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Goj

(gojim) niet-jood

2024-04-19
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

goj

goj - mannelijk lid; eig. ‘niet-jood’. Zie Boeventaal 22 [1906].

2024-04-19
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Goj

a. niet-jood; het woord heeft op zich zelf evenmin een discriminerende betekenis als het woord jood; b. niet-traditioneel levende jood; Hebreeuws goj, volk; in Tenach ook voor het joodse volk; in de betekenis a ook opgenomen in de Nederlandse volkstaal.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

goj

de mannelijkheid.