(Gypsophila L.) is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Cayophyllaceeën. Het onderscheidt zich door een klokvormige, 5-tandige of 5-spletige kelk met droogvliezige strepen, aan de voet zonder schubben, een 5-bladige bloemkroon, 10 meeldraden en een éénhokkig vruchtbeginsel met 2 stijlen en veel zaadknoppen, wordend tot een 4-tandige doosvrucht, en omvat 90 soorten overblijvende kruiden en halfheesters, die merendeels in Centraal- en Zuid-Europa en Noord-Azië thuis behoren. In Nederland komt op muren en zandgrond voor de ook gekweekte, ca I dm hoge, gaffelvormig vertakte, eenjarige G muralis L., met rosé bloemen.
Uit Siberië en Oost-Europa is afkomstig G.paniculata L., de zgn. bruidssluier, een tot 90 cm hoge, rijk vertakte, overblijvende sierplant met honderden fijne, witte bloempjes. Een paar verdere soorten, zoals G. repens L. en G. elegans Bieb., zijn in Nederland adventief gevonden. Van G.paniculata en enkele andere soorten wordt de zgn. wittezeepwortel (Radixsaponariae alba) verkregen.