Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 07-02-2022

Gerardo DEEGO

betekenis & definitie

Spaans lyrisch dichter (Santander 3 Oct. 1896), studeerde letteren, o.a. aan de Universidad Central te Madrid. Hij doceerde Spaanse taal en letterkunde, achtereenvolgens te Soria, Gijón, Santander en Madrid.

In 1947 deed hij zijn intrede in de Koninklijke Spaanse Academie. Diego was een van de belangrijke figuren in de beweging van het „ultrafsmo”* (1919— r923). De bundels Imagen (1922) en Manual de Espumas (1924) dateren uit die periode. Soria; galeria de estampas y efusiones (1923) verraadt invloed van Antonio Machado’s Soledades. Dat Diego niet alleen dichter, maar ook criticus is, blijkt uit zijn bloemlezing Poesia espanola 1915-1930 (Madrid 1932), een paar jaar later belangrijk herzien en uitgebreid: Poesia espanola. Antologia: contempordneos (Madrid 1934).

Hij stelde ook een bloemlezing samen van „poetas gongorinos”. Diego is een uitstekend musicus, hetgeen zijn voorkeur voor verschillende onderwerpen van zijn verzen verklaart.Bibl.: (voorn, werken beh. de genoemde): El romancero de la novia (1920); Versos humanos (1925); Via crucis (1931); angeles de Compostela (1940); Alondras de verdad (1941); Poemas adrede (1943).

Lit.: G. de Torre, Literaturas europeas de vanguardia (Madrid 1925); F. de Onis, Antologia de poesia espanola e hispanoamericana (1882-1932) (Madrid 1934), blz. 1094-1100; A. Valbuena Prat, Historia de la literatura espanola, 2de dr., dl II (Barcelona 1946), blz. 1004-1012; G. Diego, Primera antologia de mis versos, 2de dr. (Madrid 1942).

< >