Engels plantkundige (Slote, bij Plymouth 22 Sept. 1800-Londen 10 Sept. 1884), verbleef van 1814-1827 in Frankrijk, waar hij, geïnspireerd door de Candolle’s Flore française, schreef Catalogue des plantes indigènes des Pyrénées et du Bas Languedoc (1826). Hij studeerde enige tijd rechtswetenschap en publiceerde Outline of anew system of logic, with a critical examination of Dr.
Whateley’s Eléments of Logic (1827). Kort daarop werd hij financieel onafhankelijk en wijdde zich geheel aan de plantkunde. Zijn collecties, in 1854 aan de Engelse regering aangeboden, vormen de basis van het Herbarium in the Royal Botanical Gardens, Kew. In 1858 verscheen zijn Handbook of the British Flora. In hetzelfde jaar begon hij, met medewerking van de regering, aan de bewerking van het materiaal uit de Britse koloniën: Flora Hongkongensis (1861) en Flora Australiensis, 7 dln, (1863-1878). Hij was gedurende dertig jaren secretaris van de Horticultural Society en president van de Linnean Society.Bibl.: Zijn grootste werk is: Genera plantamm ad exemplaria imprimis in herbariis kewensibus servata definita (1862-1883, met Hooker. 3 dln). Verder: Labiatorum genera et species (18321836); Report on some of the more remarkable hardy omamental p ants (1834.); Commentationes de Leguminosarum generibua (1837).
Lit.: B. D. Jackson, G. B. (1906).
