In het artikel „decentralisatie” is reeds opgenomen, dat men in Nederland dit begrip in het algemeen als „territoriale decentralisatie” pleegt op te vatten, maar dat in de laatste jaren daarnaast is opgekomen het denkbeeld van decentralisatie naar diensttakken of functies. Werd, bij de behandeling van de toen voorgestelde sociale wetsontwerpen, in de jaren vóór 1913 in het parlement over de grondwettigheid daarvan aanvankelijk gestreden, in 1922 heeft art. 194 van de Grondwet uitdrukkelijk bepaald dat de wet aan andere dan de in de Grondwet genoemde lichamen verordenende bevoegdheid kan geven.
Men dacht aan lichamen, waarbij de betrokkenen werkzaam zouden zijn als bij de waterschappen. Gaandeweg echter heeft de gedachte zich vooral ontwikkeld op het sociaal en economisch, het bedrijfsgebied In de Grondwetswijziging van 1938 heeft men dan ook opgenomen de artikelen 152-154 „van openbare lichamen van beroep en bedrijf”, betrekking hebbend op de zgn. publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, een begrip, waaraan het eerst en het meest nadrukkelijk vorm is gegeven door prof. mr J. A. Veraart, zonder dat zulks voorlopig tot een uitgewerkte wetgeving leidde (z verder bedrijf, bedrijfsorganisatie en corporatieve gemeenschappen).