een der belangrijkste Duitse Latinisten in de 2de helft der igde eeuw (Regenwalde 10 Juli 1851 - Göttingen 15 Jan. 1914), werd in 1889 professor te Göttingen. Een zijner eerste werken is de uitgave van Venantius Fortunatus voor de Monumenta Germanica (1881), daarvoor (1878-1879) verscheen een critische uitgave van de tragedies van Seneca, later Plautus (2 dln, 1895-1896) met de begeleidende Plautinische Forschungen (1895); verder was hij een meester in de behandeling van de ontwikkeling van bepaalde literatuurgenres als de Plautinische Cantica (1897), Die griechisch-römische Biographie (1901), Der Monolog im Drama (1904) e.a.; een geschiedenis der Romeinse literatuur schreef hij in het verzamelwerk Die Kultur der Gegenwart (1905), terwijl hij van de groot opgezette afzonderlijke behandeling van hetzelfde onderwerp niet meer dan het iste dl (1913) kon voltooien.
Lit.: E. Fraenkel, in Intern. Monatschr. f. Wiss., Kunst u. Techn. VIII (1914).