(oorspr. Olivier Martin), Frans rechtshistoricus (Binic, Côtes du Nord, 30 Oct. 1879 - 2 Mrt 1952), was sinds 1921 hoogleraar te Parijs, vóórdien te Rennes.
Hij heeft zich buiten Frankrijk vooral bekendheid verworven door zijn studies over de Coutume de Paris, door hemzelf treffend gekarakteriseerd als de „trait d’union entre le droit romain et les législations modernes” (ondertitel van een door hem in 1925 in Utrecht gehouden lezingencyclus) ; zijn standaardwerk hierover, Histoire de la Coutume de la Prévôté et Vicomté de Paris (2 dln, 1922-1930), is ook voor de geschiedenis van het Nederlandse privaatrecht van belang. Later heeft hij zich meer aan de geschiedenis van het Franse publiekrecht gewijd. Hij werd in 1951 eredoctor te Utrecht.In 1948 publiceerde hij een door een zeer persoonlijke visie gekenmerkte synthese van zijn vele detailstudies: Histoire du droit français des origines à la Révolution.
Bibl.: Lijst van zijn geschriften in een brochure: A Monsieur Fr. O.-M. en l’honneur de sa 46e année d’enseignement (1951). Voorts: L'organisation corporative de la France d’ancien régime (1938).