Frans toneelspeler en -regisseur (Parijs 1 Apr. 1807 - Batignolles 27 Apr. 1885), debuteerde in het Théâtre Montmartre, verbond zich in 1826 aan het theater te Metz, in 1829 te Nantes, in 1831 aan het Palais Royal te Parijs. Hij verkreeg aldaar de annulering van zijn contract, mits hij zich verbond aan de Comédie Française, waar zijn debuut als Figaro in Le Mariage en twee dagen later in de Barbier een sensationeel succes werd.
Hij muntte uit in waarachtigheid, natuurlijkheid, verafschuwde trucs en schablonen, speelde gedurende zijn loopbaan 40 rollen in de werken van Molière — zijn succesvolste: Scapin in „Les Fourberies”, Pancrace in „Le Mariage Forcé” —; gaf in 1872 zijn afscheidsvoorstelling; bleef echter tot 1875 als eerste regisseur werkzaam, daarna als „Directeur de la scène de l’Opéra”; trad in 1854 ook in Nederland op.Bibl.: Souvenirs et études de théâtre (Paris 1887).
Lit.: D’Heylli, R. (Paris 1872); Henry Lyonnet, Hist. du Théâtre, Dict. des Comédiens Français (Genève 1925).