is een veel voorkomend beding in koopovereenkomsten, gericht op het verhandelen van goederen naar overzeese landen. De letters „f.o.b.” betekenen free on board, vrij aan boord.
Het beding strekt er toe, dat de verkoper op zich neemt ter plaatse van verzending de verkochte zaken te leveren in het door de koper gestelde vervoermiddel. Het is in oorsprong niet meer dan een afspraak tot nadere bepaling van de diensten, die de verkoper de koper voor de koopsom moet bewijzen; anders gezegd: een kostenafspraak. Intussen heeft het ook betekenis gekregen met betrekking tot de levering van de verhandelde waren en de risico-overgang hiervan. Plaatselijke gebruiken hebben soms geleid tot een verzwakking in die zin, dat de fob-verkoper slechts behoefde te leveren langszij van het gestelde schip en niet aan boord er van of, nog minder, op de kade naast zijn ligplaats of aan het laadterrein. Deze en andere omstandigheden hebben de behoefte doen ontstaan aan een nadere uitwerking, waarvoor gezaghebbende lichamen standaardregelen hebben opgesteld (z cifbeding).Het fob-beding kent verschillende nevenvormen, bijv. het beding „fob n.u.g.” = „fob, netto uitgeleverd gewicht”, waardoor het risico van het gewichtsverlies tijdens de reis ten laste wordt gebracht van de verkoper, enz.
PROF. MR R. P. CLEVERINGA
Lit.: J. Zeylemaker, Handelskoop (1939), §§ 63-70 en 115.