Duits bioloog (Breslau 24 Jan. 1828 - 25 Juni 1898), legde zich gedurende zijn studietijd te Breslau en Berlijn vooral toe op de botanie. In 1850 vestigde Cohn zich als privaat-docent in zijn geboortestad, waarna hij in 1859 tot buitengewoon, in 1872 tot gewoon hoogleraar in de plantenfysiologie werd benoemd.
Cohn heeft zich hoofdzakelijk bezig gehouden met het bestuderen van lagere organismen, waarvoor hij het eerst goede onderzoekingsmethoden schiep. In 1855 gelukte het hem bij Sphaeroplea annulina het ontstaan van mannelijke en vrouwelijke voortplantingscellen, evenals het versmelten van beide bij bevruchting, vast te stellen (Berichte der Berliner Akademie, 1855). In 1871 publiceerde hij een natuurlijk systeem voor de Thallophyten (Hedwigia XI, 1872).Bibi.: Zur Naturgeschichte der Protococcus pluvialis (1851); Untersuchungen über die Entwickelungsgeschichte der mikroskopischen Algen und Pilzen (1854); Neue Untersuchungen über Bacteriën. Vele zijner geschriften zijn opgenomen in akademische jaarboeken en tijdschriften. Hij redigeerde de Beiträge zur Biologie der Pflanzen (Breslau sedert 1870), evenals de Kryptogamen-Flora Schlesiens (sedert 1877).
Lit.: Ber. Deutsche Bot. Gesellsch. XVII (1899).
