of uitputtingsmethode noemt men de methode, waardoor de Griekse meetkundigen (vnl. op het voetspoor van Eudoxus en Archimedes) de oppervlakte van kromlijnige figuren trachtten te vinden door middel van telkens kleinere ingeschreven drie- of veelhoeken. Deze methode, die naar onze moderne begrippen een limietbepaling van convergente reeksen inhoudt, bevat de kern van de in latere eeuwen tot stand gekomen integraalrekening*, waarvan zij in wezen enkel door het ontbreken van algemene definities en formuleringen en van een eenvoudige en overzichtelijke symboliek verschilt.
Lit.: E. J. Dijksterhuis, Archimedes (Groningen 1938).