heet een ronde schijf, zodanig op een as bevestigd, dat het middelpunt buiten het hart van de as valt; de afstand van deze middelpunten wordt de excentriciteit genoemd.
De schijf draait in een ring, de excentriekring, die vast is verbonden aan een stang, de excentriekstang, waarvan het andere einde scharnierend is bevestigd aan een machine-onderdeel, dat door de draaiende as in een rechtlijnig heen-en weergaande beweging geraakt. In wezen komt het excentriekmechanisme overeen met dat van een kruk, waarvan de lengte gelijk is aan de excentriciteit. Voor het afleiden van kleine heen- en weergaande bewegingen uit de draaiende beweging van een as, zoals bijv. voor een stoomschuif of klepbeweging, past men een excentriek in plaats van een krukmechanisme toe. De verhouding van de excentriciteit tot de excentriekstanglengte bedraagt veelal i : 20 a i : 30. Bij kruk en drijfstang is dit 1 : 4 a i : 6.