Duits sanskritist en keltoloog (Dresden 4 Sept. 1844 - 30 Oct. 1918), werd 1869 privaat-docent te Leipzig en vervolgens gewoon hoogleraar in Sanskrit te Heidelberg (1872), Straatsburg (1875) en Leipzig (1877). In zijn publicaties bestrijkt hij zowel het terrein der Keltische talen, als de zuivere Indologie.
Zijn mooiste werk, waaruit een zeldzame belezenheid en een scherp critisch oordeel blijken, is de Geschichte der Sanskritphilologie (2 dln, Strassburg 1917-1920).Bibl.: Op het gebied van de Keltische philologie publiceerde W.: Irische Texte (samen met W. Stokes, 4 reeksen 1880 en 18841910); Die altirische Heldensage Tain bó cüalnge mit Uebersetzung (1905). Op het gebied der Indologie: Zwölf Hymnen des Rigveda mit Sayana’s Kommentar (1883); Itivuttaka (London 1890); Mara und Buddha (1895); Buddhas Geburt und die Lehre von der Seelenwanderung (1908).
Lit.: J. Hertel, E. W., in: Berichte der Sachs. Ak. d. Wiss. LXXIII (1921).