Duits rechtsgeleerde (Berlijn 16 Aug. 1827 - Heidelberg 29 Juni 1916), achtereenvolgens hoogleraar in het Romeinse recht te Halle (1853), Greifswald (1857) en Heidelberg (1874) als opvolger van Windscheid, was een der laatsten der grote Duitse Pandectisten. Zijn werken kenmerken zich door een originele kijk en een wijde blik gepaard aan grote geleerdheid.
Bibl.: Die prozessualische Konsumption (1853); Die Aktionen des röm. Privatrechts, 2 dln (1871-73); Das Recht d. Besitzes b. d. Römem (1880); System des heut.Pandektenrechts, 2dln (I886-’89) ; Ueber d. Streit d. histor. und philos. Rechtsschule (1886); Ernst u.
Scherz üb. uns. Wissenschaft (1892); Grundbegriffe d. Rechts u. Missgriffe d. Gesetzgebung (1910).
Lit.: Otto Gradenwitz, in Zeitschr. d. Savigny-Stiftung R.A. 37 (1916); von Tuhr en Fr. Endemann, in Dtsche Jur. Ztg (1907 en 1916).
