of Angelica L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Umbelliferen met 50 soorten op het noordelijk halfrond en Nieuw-Zeeland. Het onderscheidt zich door veelstralige schermen zonder of bijna zonder omwindsel, normale omwindseltjes en platte, 4-vleugelige vruchten.
In Nederland komt algemeen voor de gewone engelwortel, A. silvestris L., een forse, tot 1,80 m hoge overblijvende plant met een ronde, holle, gestreepte stengel, meest 3-voudig geveerde, donkergroene bladeren met onderaan aan de bovenzijde min of meer gootvormige bladstelen, vlokkig behaarde schermstelen, reeds bij de bloei verlengde stijlen en een niet in 2 lagen te verdelen vruchtwand, gemakkelijk van de Bereklauw te onderscheiden door het blad en de halfbolvormige schermen. Zeldzaam langs de grote rivieren is de echte engelwortel, A. Archangelica L. (syn. Archangelica officinalis Hoffm.), een soort van Noord-Europa en Siberië, op de vorige gelijkend, maar nog groter, lichtgroen, sterkriekend, en de bladstelen zijn in doorsnee steeds cirkelrond, de schermstelen glad, de stijlen in het begin van de bloei veel korter dan het stijlkussen, terwijl de vruchtwand gemakkelijk in 2 lagen te scheiden is. Dit is de van ouds beroemde geneeskrachtige plant, waarvan de zgn. Radix Angelicae verkregen wordt.
