noemt men het optreden van sommige stoffen in kristalvorm in de bodem, op muren, stenen, in holen enz., doordat zoutoplossingen op zulke plaatsen door capillaire werking in poreuze massa’s opstijgen, waarna de zouten door de verdamping van het water uitkristalliseren. Zo vindt men kristallen van soda in de steppen van Hongarije, van salpeter op Ceylon, in de Atacamawoestijn enz.
Ook het optreden van de zgn. „muursalpeter” (calciumnitraat) is een efflorescentie-verschijnsel. Efflorescentie noemt men ook wel de eigenschap van tal van kristalwaterhoudende zouten, zoals kristalsoda, om te „verweren”, d.w.z. om hun kristalwater aan de lucht geheel of gedeeltelijk te verliezen, waarbij die zouten ondoorzichtig worden of tot poeder uiteenvallen. De verwering treedt in, als de maximale waterdampspanning boven het hydraat groter is dan de waterdampspanning in de omringende lucht bij dezelfde temperatuur.