Nederlands letterkundige (Amsterdam 20 Juli 1862-24 Apr. 1935), was sedert zijn jeugd in het assurantiebedrijf werkzaam. Zijn eerste bundel vertoont de geestelijke sfeer van J.
A. Alberdingk Thijm en der 19de eeuw. Onder invloed van de Tachtiger Beweging vernieuwde zich zijn poëzie tot een zuivere stemmingslyriek. Hij stuwde de Katholieke kunst in nieuwe richting o.a. als medewerker aan het maandblad Van onzen Tijd (tot 1920).
Sedert 1905 was hij bestuurslid van de kunstkring „De Violier”.Bibl.: Een bundel gedichten. Met aanbevelend woord van prof. J. A.
Alberdingk Thijm (1886); Felice en andere gedichten (1892); Opgang (1895, 1925); Verzen (1909); Dante’s opgang (1923); Grootstad (1926).
Lit.: Bloemlezing met inleiding door A. v. Duinkerken (1932).