heten in Zuid-Afrika in de volksmond de lidmaten der „Gereformeerde Kerk in Suid-Afrika”. Deze benaming is eigenlijk geen scheldwoord: reeds vóór het midden der 19de eeuw werd zij in het N. der toenmalige Kaapprovincie gebruikt voor groepen van eenvoudige, puriteins-levende Boeren, stillen in den lande, die tegen de veruitwendiging van de godsdienst waren gekeerd.
In deze kringen bestond sterk verzet tegen het zingen der gezangen in de kerkdienst en hieruit kwamen later de aanhangers der in Zuid-Afrika in 1859 gestichte Gereformeerde Kerk voort. Afleiding van „domper” of „dorper” is onhoudbaar gebleken, evenals van „dop” in de betekenis van een eigenaardig hoofddeksel. Wellicht heeft men hier te doen met een overblijfsel van het Nederlandse „Doper”, dat reeds in de vorm „Dopper” naar Zuid-Afrika zou zijn gekomen. Inderdaad vertoont de leefwijze der oude Kaapse doppers grote overeenstemming met die der Doopsgezinden, terwijl reeds in de 17de eeuw „doppen” voor „dopen” in Zuid-Nederland voorkomt en Vondel, Cats en de Statenbijbel het eveneens gebruiken. Merkwaardig is het gebruik van „Doppers” voor Nederlandse Doopsgezinden in de toneelspelen van Ben Jonson.PROF. DR M. BOKHORST
Lit.: M. Bokhorst, Die woord Dopper (Historiese Studies, Jg. II, 1940, Nos 1 en 2).