Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DIANA

betekenis & definitie

Ouditalische godin, door sommigen in oorsprong voor een boomgeest of macht van het woud, door anderen voor een maangodin gehouden. Zij is reeds vroeg in geheel Italië vereerd.

Het bekendst zijn haar heiligdommen bij Aricia aan de oever van het tegenwoordige Nemi-meer, Nemus Dianae (Woud van Diana) geheten, en op de Aventinusheuvel in Rome. Vondsten in beide tonen aan, dat zij hier vnl. als beschermster van de vrouwen vereerd werd. Dat zij een vreemde godin was en bij bossen behoorde, daarop wijst ook de omstandigheid, dat de Aventinus buiten de oudste kring ligt en marmer (Louvre Parijs) bebost was. Gewoonlijk neemt men aan, dat de dienst op de Aventinus aan die van Aricia was ontleend en dat hij ook in politiek opzicht van belang was, omdat Aricia hoofd was van een bond van Latijnse steden en nu Rome in haar plaats kwam. Thans gelooft men wel, dat de verering op de Aventinus ouder is en onder Griekse invloed via Etrurië of Massilia (Marseille) ontstaan. In elk geval is de verering zeer oud en is de godin al vroeg vereenzelvigd met de Kleinaziatische Artemis, door de Grieken met hun natuurgodin gelijkgesteld. Zowel de Ephesische als de Taurische Artemis hebben dan op de Dianafiguur haar invloed doen gelden. 13 Aug. gold als stichtingsdag van haar tempels. Ook in vele kapellen werd Diana vereerd. In de beeldende kunst werd zij voorgesteld als een jageres met opgeschort gewaad en een pijlkoker en met een hinde naast zich.

Lit.: J. G. Frazer, The Golden Bough I (1913); Fr. Altheim, Griech. Götter im alten Rom (1930); K. Hoenn, Artemis (1946), blz. 133-180.

< >