L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie van de Vlinderbloemigen (Papilionaceeën). Het omvat vnl. in het mediterrane gebied, maar ook op de Canarische eilanden en in Centraal-Europa, ca 50 soorten, struiken of kleine bomen met meest 3-tallige bladeren en gele of witte, zelden purperkleurige bloemen in de bladoksels of in eindstandige trossen of hoofdjes. Zeer bekend is C. scoparius Lk. (syn. Sarothamnus s. Wimm.), de gewone Brem van westelijk Europa, een tot 2,5 m hoge struik.
Zij komt ook als sierplant voor, soms met witte (var. albus G.Don) of bleek zwavelgele (var. sulphureus Nich.) bloemen, vaker in een vorm met donkerbruinrode zwaarden (var. Andreanus Dipp.). Zeer bekend zijn ook: C. multiflorus Sweet (syn. C. albus Link), de Witte brem, afkomstig uit Spanje; C. purgans Benth. et Hook., uit Zuid-Frankrijk, Spanje en Noord-Afrika; C. sessilifolius L., het zgn. Klaverboompje, uit ZuidEuropa en Noord-Afrika; C. nigricans L., met gele bloemen uit Centraal- en Zuid-Europa; en C. purpureus Scop., met purperkleurige bloemen, afkomstig uit Zuid-Oostenrijk en Noord-Italië. C. praecox Bean, met bleekgele, en C. Dallimorei Rolfe, met rozerode bloemen, mede bekende cultuurplanten zijn bastaarden van C. multiflorus met resp. C. purgans en C. scoparius Andreanus (z ook Chimaeren).
Als kamerplant ziet men Cytisus racemosus Hort., een altijd groen struikje van Teneriffe. Des winters bloeit het in huis, ’s zomers liefst buiten. Na de bloei moeten de te ver uitstekende twijgjes worden weggesnoeid.