noemde men een dweepzieke partij onder de Jansenisten ca 1727, wier aanhangers zich in de eerste helft der 18de eeuw in een der voorsteden van Parijs op het kerkhof van de heilige Medardus, bepaaldelijk op het graf van de diaken François de Paris (gest. 1727), verenigden en aldaar door stuiptrekkingen (convulsions) werden aangetast. De zgn. wonderen, die op het graf van François de Paris geschiedden, werden herhaaldelijk door de Aartsbisschop van Parijs als verdichtsels gebrandmerkt.
Wel deed de koning in 1732 het graf door een muur omringen en in 1733 de dwepers in de gevangenis werpen, doch dit alles was niet voldoende, om aan de beweging een einde te maken. Bedrog en inbeelding schijnen hier vooral de oorzaken van deze gebeurtenissen geweest te zijn.