(gewoonlijk, maar minder juist, Clovis genoemd), koning der Franken (466-511), volgde omstreeks 481 zijn vader Ghilderik op als gouwkoning van de groep Salische Franken, die zich had neergezet om Doornik. Hij drong door in het bekken van Parijs na de zegepraal, die hij op twintigjarige leeftijd, in 486, bij Soissons behaalde op Syagrius, de laatste Romeinse veldheer in Gallië.
Met zijn krijgsbende vestigde hij zich te Reims, de hoofdstad van de voormalige Romeinse provincie Belgica Secunda. Stilaan veroverde hij het gehele gebied op de Frankische aanvoerders, die zich eveneens met hun krijgsgevolg hadden neergelaten in de vervallen steden en op een deel van de domeinen bezuiden de streken die de Frankische stammen tijdens de volksverhuizingen in massa hadden bevolkt: d.w.z. tussen de rij van de Vlaamse heuvelen (die als natuurlijke basis gediend hadden voor de Romeinse limes, die een tijdlang de Frankische stamnederzetting ingedijkt had), de Loire en de Boven-Maas. Langzamerhand breidde Chlodovech zijn gezag uit over al de Salische stammen in België, en wellicht drong hij door tot de Beneden-Maas om de Thoringi (z Thüringen) te bestrijden, die zijn noordergrens bedreigden. In 490 was het aanzien van deze heidense koning reeds zo groot, dat zijn zuster huwde met de Ariaans-Christelijke, zeer geromaniseerde Oostgotische koning in Italië, Theoderik de Grote. Deze had het gevaar van het Frankische dynamisme, door Chlodovech ontketend, dadelijk ingezien.
Door dit (zijn tweede) huwelijk bereidde hij een verbond voor van de op Westromeins grondgebied gevestigde Germaanse rijken, ten einde door hun eendrachtige instemming met een status-quo-politiek te vermijden, dat zij door onderlinge strijd zich zouden verzwakken en een herstel van de Romeinse heerschappij door de Oostromeinse (Byzantijnse) keizer mogelijkmaken. Door toe te treden tot het Gotisch-Ariaanse blok, dat Theoderik in 494 vestigde door zijn dochters (uit zijn eerste huwelijk) uit te huwen aan de koning van de Westgoten, Alarik II (die heerste over het Z.W. van Gallië, bezuiden de Loire) en aan de zoon van Gundobald, koning van de Bourgondiërs (in de streek van Saône en Rhône), beveiligde Chlodovech zijn zuidergrens tegenover deze twee Ariaanse rijken, terwijl hij nog volop in beslag genomen was door de verovering van het bekken van Parijs, door de onderwerping van de Salische Franken en terwijl hij in het N. bedreigd werd door de Thoringi, en vooral in het O. door de Alamannen. Dank zij het verraad van de broeder van koning Gundobald (z Bourgondië, geschiedenis) versloeg hij deze laatste in 500 bij Dijon. Maar het optreden van de West- (en Oost-) Goten dwong hem het beleg van de laatste Bourgondische vesting, Avignon, op te geven en zich terug te trekken naar het N.
Deze inbreuk op de status-quo-politiek van het Gotisch-Ariaanse blok maakte Chlodovech goed tijdens een samenkomst met de koning van de Westgoten, en door te huwen (502-3) met Chlotilde, de katholieke nicht van Gundobald, die onderwijl zijn gezag niet alleen hersteld, maar ook uitgebreid had over het deel van het Bourgondische rijk dat zijn broeder had beheerd.In zijn „Geschiedenis van de Franken”, eerst in 575 begonnen, geeft Gregorius, bisschop van Tours, voor het huwelijk en de daarop volgende zegepraal op de Alamannen en bekering van Chlodovech, de traditie weer, welke diens weduwe, Chlotilde, tijdens de veertig jaren die zij te Tours verbleef aldaar verspreidde en die haar natuurlijk op de voorgrond plaatst. Tussen deze drie gebeurtenissen ligt door deze traditie het opeenvolgend verband vast; maar zij werden door de geschiedschrijver van de Franken geplaatst vóór (493-496) de Bourgondische oorlog, waarvan de datum zeker was (500-501), i.p.v. er na (503-506). Gregorius van Tours stelt nl. Chlodovech voor als de vorst, die honderdvoudig beloond werd voor zijn waar Rooms geloof met zijn zegepralen op de Ariaanse vorsten (Hist.
Franc., III, prol.; cf. II, 40), en hij was dan ook overtuigd, dat Chlodovech ze allen overwon na zijn bekering tot het Rooms Katholicisme. De legenden, waartoe de latere oorlog (523-4) tussen de zonen van Chlodovech en hun Bourgondische verwanten aanleiding gaf, doordat deze strijd beschouwd werd als een familievete, droegen daarenboven het hare er toe bij om de eerste Bourgondische oorlog eveneens te doen beschouwen als een wraakneming van Chlodovech voor de vervolgingen welke zijn R.K. echtgenote te verduren zou hebben gehad van haar Ariaanse oom Gundobald vóór haar huwelijk, dat Gregorius, met de zegepraal op de Alamannen en de bekering van Chlodovech, vóór zijn Bourgondische campagne plaatst. De zege van de heidense Chlodovech op de heidense Alamannen zou naar het voorbeeld van keizer Constantijn behaald zijn door de gelofte, welke Chlodovech tijdens de veldslag zou hebben afgelegd, zich te bekeren tot het geloof van zijn echtgenote.
Zijn overwinningen op de Ariaanse Gundobald en op de Ariaanse Westgoot Alarik II, waren voor een katholiek bisschop veel begrijpelijker indien zij na zijn bekering waren behaald, dan indien Chlodovech, de heiden, Gundobald, de Christen, reeds zou verslagen hebben vóór zijn overwinning op de Alamannen. Gregorius van Tours, die schreef 70 jaar na de gebeurtenissen, stelde zich deze onbewust voor in een apologetische, voor hem natuurlijke, volgorde: na zich reeds als heiden verdienstelijk gemaakt te hebben voor de Roomse Kerk, door de bisschoppen te ontzien (verhaal van de vaas van Soissons, Hist. Franc., II, 27) en een Katholieke echtgenote gekozen te hebben, behaalde de nog heidense Chlodovech de moeilijke zege op de heidense Alamannen, zodra hij beloofd had over te gaan tot het Roomse Christendom (zg. 496); vervolgens bewees hij de voortreffelijkheid van het ware geloof boven het ketterse Arianisme, door zijn overwinning op de Ariaans-Christelijke Gundobald (500). De zege van een heidens vorst op een Christenkoning zou theologisch niets bewezen hebben.
De Alamannen (in de Elzas) bedreigden zowel Chlodovech in het bekken van Parijs als de Bourgondiërs bezuiden de hoogvlakte van Langres In 506 deden zij een uitval tegen de Ripuarische Franken in het Rijnland. Om zijn N.O. grens te beschutten kwam Chlodovech het rijk van de Ripuarische Franken (hoofdstad Keulen) te hulp met troepen, die hij uit het gebied der Salische Franken langs de heirbaan van Bavaai-Tongeren liet aanrukken en met zijn gevolgsmacht, die uit zijn hoofdstad Reims de heirbaan volgde, die te Tolbiac (Zülpich), in de vlakte van Keulen zowel de weg uit Tongeren ontmoette als die uit Straatsburg-Trier, waarlangs de Alamannen kwamen. Samen met de Ripuarische Franken overwon Chlodovech de Alamannen te Tolbiac (506; volgens Greg. v. Tours: 496) en achtervolgde hij hen zóver, dat zijn schoonbroeder, Theoderik de Grote, zich beriep op de grenzen van de aloude praefectuur Italië, om hem te verbieden de (later zo genoemde) Frankische Jura te overschrijden.
Deze zege stelde echter Chlodovech in staat — vermits hij thans niet langer bedreigd werd uit de Elzas — over de Loire op te rukken naar de zonnige zuiderlanden, beheerst door de Ariaanse Westgoten en hun zwakke koning Alarik II.
Sinds Chlodovech de Katholieke Chlotilde gehuwd had en hun twee zonen Rooms had laten dopen, stelden de bisschoppen en de Gallo-Romeinse bevolking van Zuid-Gallië, in het vooruitzicht van zijn bekering, hun hoop op hem, om verlost te worden van de ketterse overheersing. Ca 505 was de oudste zoon van Gundobald, die reeds een deel van het Bourgondische rijk bestuurde, overgegaan van het Ariaanse naar het Roomse Christendom, hetgeen ook Alarik II in 506 genoopt had concessies te doen aan de Gallo-Romeinse bisschoppen en edelen van zijn rijk. Omstraald met de roem van zijn overwinningen op de Alamannen, kon Chlodovech het heidendom van zijn stamgenoten vaarwel zeggen. Hij liet zich, met een groot aantal van zijn gevolgstroepen te Reims Rooms dopen op Kerstdag 506.
Deze uitzonderlijke dag (meestal werd op Paasavond gekerstend) werd voorzeker gekozen om Chlodovech en zijn in de strijd tegen de Alamannen samengetrokken legermacht in staat te stellen in de lente op te treden tegen de Westgoten. Theoderik de Grote trachtte zijn rfatar-^uo-politiek te redden door diplomatieke stappen bij al de vorsten van Gallië en de Beneden-Rijn. Maar Chlodovech rukte op, versloeg Alarik II, die sneuvelde nabij Poitiers (507), en drong vooruit tot Bordeaux.
Het evenwicht in Gallië was verbroken. De Bourgondische politiek, die zich reeds ten dele bij de nieuwe richting had aangesloten, aarzelde thans niet meer, des te minder daar zij — in het bezit zijnde van het Rhône-bekken — de Middellandse Zee hoopte te bereiken, waarvan de toegang met de benedenloop van de Rhône in bezit was van de verslagen Westgoten. Terwijl de Franken de Westgotische hoofdstad Toulouse innamen, hielpen zij de Bourgondiërs bij de belegering van Arles. Deze stad werd eerst in 509 ontzet door een Oostgotisch expeditieleger uit Italië, dat het gebied langs de Middellandse Zee bemachtigde en aldus de verbinding met Spanje verzekerde, waar Theoderik tot aan zijn dood (526) als regent over zijn kleinzoon bleef heersen.
Tegenover dit laatste verweer van het Gotisch-Ariaanse blok trok Chlodovech zich naar het N. terug. Na een prachtige ontvangst in de nationale basiliek van Gallië, Sint-Martinus te Tours, waar hem vanwege de Katholieke Oostromeinse keizer een Romeins vorstelijk gewaad werd aangeboden, verlegde hij zijn hoofdstad van Reims naar Parijs. Hij beschouwde het door hem veroverde Gallië als zijn bezit. Ook de oostelijke Franken, gevestigd in het gebied van de middenloop van de Maas en van de Rijn, erkenden hem als hun koning, nadat hij hun vorsten uit de weg had laten ruimen (509).
Kort na deze successen overleed Chlodovech (511), nog geen vijftig jaar oud. Zijn dertigjarige regering kan ingedeeld worden in drie tijdperken:
1. Zijn doorbraak uit Doornik (zege te Soissons) naar het bekken van Parijs en de eerste gebiedsuitbreiding aldaar (ca 481-493).
2. Zijn toetreding, om deze machtsaanwas te beveiligen, tot een verbond met Theoderik de Grote, dat deze uitbreidde tot een westelijk Gotisch-Frankisch blok voor status-quo-politiek 493506.
3. Zijn eerste ontrouw aan deze politiek door de mislukte verovering van het Bourgondische rijk (500-501), die hij goed maakte door met de Katholieke nicht van Gundobald te huwen (ca 503).
Zijn definitieve breuk met de status-quo-politiek na de zege op de Alamannen (506): de Roomse doop te Reims (Kerstdag 506), de verovering van het Westgotische rijk (507-508), de onderwerping van de oostelijke Franken (509).
Na zijn vroegtijdige dood (511), regeerde over het oostelijke, aan invallen blootgestelde, gebied zijn oudste zoon (uit een bijzit), Theoderik. De veel jongere zonen van Chlotilde: Chlodomer, Childebert en Chlotarius, die het overige gedeelte van het rijk bekwamen, voltooiden later de verovering van Gallië door twee oorlogen tegen de Bourgondiërs (523-524: 532-534).
Met buitengewoon dynamisme en helder inzicht was Chlodovech niet alleen de eenmaker van de Frankische stammen, maar tevens de stichter van het Frankische rijk in Gallië. Door zich te bekeren tot het Latijnse Christendom heeft hij de tegenstelling overbrugd, die de heidense en barbaarse Franken scheidde van de Christelijke Gallo-Romeinen. Die geestelijke homogeniteit (die een einde maakte aan het dualisme van Gotische Arianen en Katholieke Gallo-Romeinen), met de Latijnse taal als de enig geldende in de Roomse Kerk, was de bekroning van zijn op persoonlijke verovering steunend absolutisme, dat voor eeuwen de politieke vorm van Europa zou blijven.
PROF. DR A. VAN DE VIJVER
Lit.: G. Kurth. Clovis (1896; 2de en beste uitg., 2 dln, Bruxelles 1901,3de dr. 1923). Verdere jongere lit. vindt men vermeld bij: A. van de Vijver, La victoire contre les Alamans et la conversion de Clovis (Rev. beige de Phil. et d’Hist.
XV, 1936, en XVI, 1937); Idem, Clovis et la politique méditerranéenne (in: Etudes d’hist. dédiées k . . . H. Pirenne, Brux. 1937); Idem, L’unique victoire contre les Alamans et la conversion de Clovis en 506 (Rev. beige de Phil. et d’Hist. XVII, 1938. Repliek op F.
Lot, La vict. sur les Alamans etc., in hetzelfde dl); Idem, La chronologie du règne de Clovis d’après la légende et d’après l’hist. (Le Moyen Age !947); F- L. Ganshof, Clovis (De Gids, Mei 1938).