L. is de naam van een dioecisch plantengeslacht uit de familie der Oleaceeën. Het onderscheidt zich door tegenoverstaande, gesteelde, gaafrandige bladeren, die aan hun onderkant op de nerven behaard zijn, witte bloemtrossen in de oksels der bladeren, een 4-delige kelk, een bloemkroon met lange, zeer smalle slippen, twee zeer korte meeldraden, een zeer korte stijl met een 2-lobbige stempel op een 2-hokkig vruchtbeginsel met twee hangende zaadknoppen in elk hokje en een 1-zadige, ovale, donkerblauwe steenvrucht en omvat een tweetal uitheemse heesters of bomen, van welke C. virginica L. bij ons als sierplant bekend is. Deze, uit Amerika afkomstig, wordt tot to m hoog, heeft langwerpige bladeren met behaarde stelen en sierlijke, witte bloemtrossen, die van ver op sneeuwklokjes gelijken, wat de naam Sneeuwvlokkenboom in het leven riep.
Bij alleenstaande heesters komen de bloemen mooi uit. Als trekheester wordt de plant vrij veel door bloemisten gebruikt. Te Boskoop en te Aalsmeer kweekt men er duizenden, eerst een jaar lang in de bloempot, waarna zij voor de verkoop geschikt zijn. Hiernevens kan nog genoemd worden: C. retusa Lindl., uit China afkomstig, maar wellicht niet geheel winterhard in ons klimaat, met kleinere, elliptische of ovale bladeren.