of (in het meervoud, met de Hebreewse pluralis) Cherubim (vandaar in het Nederlands: Cherubijn, Cherubijnen), waren zowel in de tabernakel als ook in het binnenste heiligdom van de tempel van Salomo de afbeeldingen van bovenaardse wezens, de dragers van de troon der godheid en bewakers van het heiligdom. Ook in het oude Paradijsverhaal is de „Cherub met het vlammend zwaard” de bewaker van de verloren hof van Eden (Genesis 3 : 24).
De uitvoerigste beschrijving van deze dragers van Gods troon vindt men in Ezech. 1 : 5 vlgg.: wezens („dieren”) met vier aangezichten: mens, leeuw, stier en arend. Op Assyrische afbeeldingen vinden wij juist omgekeerd geniën of beschermgeesten, die Koerib heten en een menselijk lichaam met arendskop vertonen. Ondanks alle verwantschap in formeel opzicht is er dus geen rechtstreekse overeenkomst. In de Christelijke kunst en symboliek werden de vier „wezens”: mens, leeuw, stier, adelaar beschouwd als de symbolen der vier evangelisten.
Het werkwoord (k-r-b Hebr. b-r-k), waarvan dit woord voor Cherub afgeleid is, betekent in het Assyrisch „zegenen’ ’ of,,huldigen’ ’; met het Griekse woord Gryps („griffioen”) bestaat geen taalkundig verband.PROF. DR F. M. TH.
BÖHL.