Amerikaans biochemicus (Praag 5 Dec. 1896), promoveerde te Praag tot doctor in de medicijnen in 1920, emigreerde naar de V.S. in 1922 en werd aldaar genaturaliseerd in 1928. Van i922-’3i was hij werkzaam te Buffalo, N.Y., als biochemicus bij het „State Institute for the study of malignant disease” en werd in 1931 hoogleraar aan de Washington University School of medicine te St Louis, waar hij thans hoofd is van de afdeling biochemie.
Zijn vrouw Gerty Theresa Radnitz (geb. 1896, te Praag in 1920 in de medicijnen gepromoveerd), met wie hij in 1920 huwde, is sinds 1947 aan dezelfde universiteit professor in de biochemie. Beiden werkten vnl. aan de koolhydraatstofwisseling en kregen in 1947 de Nobelprijs voor geneeskunde en fysiologie voor hun ontdekkingen betreffende de afbraak van glycogeen in het lichaam en voor de afzondering van phosphorylase, het ferment dat de omzetting van glycogeen in glucose bewerkstelligt. Dit was de 3de keer, dat de Nobelprijs werd toegekend aan een echtpaar (Pierre en Marie Curie in 1903, Irène en Frédéric Joliot in 1935).
