wordt beschouwd als de eerste klassieke dichter van de Bengaalse literatuur. Hij was Brahmaan en priester in de tempel van Sakti te Nannur.
Om zijn liefde tot Rami, een meisje van lage afkomst, werd hij uit zijn kaste gesloten. Zijn onlangs door Basanta-Ranjan-Ray teruggevonden werk Sri-Krsna-Kirttana bevat een duizendtal hymnen ter ere van Krsna en Radha, waarin de hemelse en aardse liefde ineenvloeien. Zijn lyriek munt uit door fijnheid van gevoelen en intensiteit der uitdrukking, terwijl ethische bekommeringen hem niet vreemd zijn. Tevens is zijn werk bijzonder waardevol wegens de oude taal.
Onder zijn talrijke navolgers noemen we Govindadas en Jnanadas.Lit.: J. Beames, Ind. Ant. i, p. 323 vlg.; 2, p. 187.