Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Braam, jacob andries van

betekenis & definitie

(Chin-Surah, Houghly, 26 Jan. 1771 - Batavia 12 Mei 1820), zoon van Jacob Pieter v. Braam, was in 1808 Resident aan het hof te Soerakarta.

Toen Buyskes in 1809 zijn betrekking neerlegde en huiswaarts keerde — ambtsaanvaarding Daendels — nam Van Braam zijn plaats in. Daarna was hij in 1816 namens het opperbestuur in Nederland aanwezig bij de overdracht van het Engelse bestuur van Suriname. In Juni 1817 werd Van Braam aangewezen om de bezittingen in Voor-Indië uit handen van het Engelse Bestuur over te nemen.Toen de Commissarissen-Generaal Elout en Buyskes in het voorjaar van 1819 huiswaarts keerden, nadat Van der Capellen het ambt van Gouverneur-Generaal had aanvaard, werd de laatste een Raad van Indië ter zijde gesteld, bestaande uit de leden Chassé, d’Ozy, Van Braam en Muntinghe.

< >