Ned. Herv. theoloog (Fijnaart, N.-Br., 11 Oct. 1868 - Groningen 20 Oct. 1943), studeerde te Groningen theologie en promoveerde op een proefschrift Jeremia’s profetieën tegen de volkeren (1894).
Hij was Ned. Herv. predikant te Nederhemert (1894-1904) en te Uithuizen (1904-1907). In 1907 volgde hij zijn leermeester G. Wildeboer op, was van 1907 tot 1939 werkzaam als hoogleraar aan de rijksuniversiteit te Groningen en gaf onderwijs in de geschiedenis van Israëls godsdienst, de Israëlietische letterkunde en de uitlegging van het Oude Testament.Bibl.: De zonde der gezindheid in het Oude Testament (rede, 1907); in de serie Tekst en Uitleg: De Kleine Profeten (I, 1932, II, 1934), Job (1935), voorts verschillende artikelen in Theologische Studiën en critieken in de Kerkelijke Courant.