geschiedde oudtijds door geestelijkheid en volk met bevestiging door de naburige bisschoppen; sinds de 12de eeuw door de kapittels, met bevestiging door de paus. Sinds de 14de eeuw heeft de benoeming plaats door de paus, ook tegenwoordig nog, maar de candidaat wordt bij voorkeur genomen uit een lijst, die op geregelde tijd door de bisschoppen van de Kerkprovincie wordt ingediend (Kerkelijk Wetboek, can. 329).
In Nederland stellen de kanunniken van een vacant bisdom een lijst van drie candidaten op, waarover de andere bisschoppen hun oordeel geven; de paus blijft echter vrij in de benoeming.Lit.: K. Mörsdorf, Das neue Besetzungsrecht d. bischöfl. Stühle unt. bes. Berücks. d. Listenverfahrens (1933).