Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Biogenealogie

betekenis & definitie

is familiegewijs onderzoek naar biologische eigenschappen. Bij het statistisch onderzoek naar de erfelijke aanleg kan men een gehele bevolkingsgroep onderzoeken: demografie; maar men kan ook familiegewijs onderzoeken: genealogie. Het familieonderzoek naar biologische eigenschappen nu, in dienst van het erfelijkheidsonderzoek, noemt men biogenealogie.

Het voordeel van het genealogisch onderzoek is dat men de wijze waarop normale en abnormale eigenschappen van ouders op kinderen worden overgebracht, kan vaststellen. Het nadeel is gelegen in het kleine aantal kinderen dat de mens per ouderpaar voortbrengt, zodat de getalsverhoudingen geen houvast bieden. Daarin moet het demografisch onderzoek te hulp komen.De genealogie werkt met afstammingstabellen. In de vooroudertabel (ascendententabel) gaat men van een bepaalde persoon uit (probandus), en bepaalt naar het verleden toe zijn ouders, grootouders enz. Men spreekt veelal van een kwartierstaat. In de stamboom (descendententabel) gaan wij van een bepaald echtpaar uit en noteren naar de toekomst toe de nakomelingen: kinderen, kleinkinderen enz. Men kan ook beide tabellen combineren en uitbreiden tot een familietabel, maar een dergelijke tabel wordt al spoedig zeer gecompliceerd. De bedoeling is nu dat men bij de personen die in de tabellen genoemd worden bepaalde eigenschappen vermeldt en onderzoekt hoe de erfelijkheid van deze eigenschappen is.

DR A. DE FROE

Lit.: M. J. Sirks, Handb. der alg. Erfelijkheidsleer (’s-Gravenhage 1933) p. 47 e.v.; Baur, Fischer u. Lenz, Menschl. Erblichkeitslehre u. Rassenhygiene (München 1932).

< >