(Pâli bhikku) is in Indië de naam van een religieus bedelaar. Lang voor het Boeddhisme duidde deze term reeds een Brahmaan aan, die het vierde levensstadium, dit nl. der volledige onthechting aan de aardse goederen, bereikt had.
Later kreeg het woord de speciale betekenis van een Boeddhistische bedelmonnik, die met kaalgeschoren hoofd, gehuld in een driedelig geel-rood of bruin kleed, met niets anders dan een houten bedelnap, een scheermes, een staf en een gordel, al bedelend rond trekt om het geloof te propageren, ofwel zich terugtrekt in klooster of woud om te mediteren. Dank zij Ananda werden ook vrouwelijke, aan de monniken ondergeschikte secten, opgericht (Bhiksunî), die alleen in Tibet zijn blijven voortleven.H. VAN LOOY