Zweeds dichter (Göteborg 16 Mrt 1757 - Stockholm 4 januari 1793), had een zeer roerige studietijd in Göteborg en Lund. Op grond van verschillende door hem gepubliceerde gedichten werd hij aan het hof ontvangen en op kosten van de koning maakte hij studiereizen naar Göttingen en Parijs, die hem in nauwe aanraking brachten met de zich daar baanbrekende romantische stromen.
Intussen trad er een verwijdering tussen hem en de koning in, waarna hij medewerkte aan tijdschriften van de oppositie. Een vrucht van zijn verblijf in Parijs was de opera Medea (1784), waarvan de tekst uitstekend was, maar die toch door het theater werd versmaad. Tot zijn romantisch-gevoelige gedichten behoren nog Grefvinnan Spastaras död (1783), Aret 1783 (1784), Yttersta domen (1788). Maatschappelijk aan lager wal geraakt, ging hij in 1787 naar Finland, waar hij huwde. In 1789 keerde hij naar Stockholm terug, waar hij in de grootste armoede stierf. Grotere gedichten uit zijn latere periode, vol herinneringen aan Klopstock en Milton, zijn Jerosalems förstoring (1788) en Messias i Getsemane (1791).Bibl.: Samlade Skrifter, uitg. av. H. Elovson, versch. zij n dl I, II en III, 1/2 (Stockholm I932-I939, Svenska Författare, no 14).
Lit.: S. Belfrage, Gustavianska dikter (Stockholm 1923).