IJslands dichter en historicus (6 Oct. 1826 - 2 Aug. 1907), was een zoon van de beroemde geleerde Sveinbjörn Egilsson*, studeerde aan de universiteit te Kopenhagen en was leraar in aardrijkskunde en natuurlijke historie aan het gymnasium te Reykjavik (1874-1883). Als dichter kenmerkt hij zich door warm patriottisme, krachtige fantasie en een originele, soms wat al te gezochte taal (Ragnarökkr, 1868; Kvædhi í úrval, 1897).
Vooral bekend werd zijn Heljarslódarorrusta, waarin hij deels hoogdravend op de manier der middeleeuwse ridderromans, deels comisch travesterend, de slag bij Solferino (1861 en 1895) beschrijft. Zijn wetenschappelijke productie is van minder betekenis; hij schreef een verhandeling Folketro i Norden (1863) en Clavis Poëtica antiquae linguae septentrionalis (1864), een IJslands-Latijns uittreksel uit het lexicon van zijn vader.