Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

AVITAMINOSEN

betekenis & definitie

noemt men een groep van ziekten, veroorzaakt door het ontbreken van één of meer vitaminen uit de voeding. Wanneer de betreffende vitaminen niet volledig ontbreken, doch in te geringe hoeveelheid aanwezig zijn, ontstaan lichte vormen van avitaminosen, ook wel hypovitaminosen genoemd.

Avitaminosen behoren tot de deficiëntie-ziekten (gebrekziekten), waaronder men alle ziekten, veroorzaakt door een ontbreken of verminderd aanwezig zijn van een der onontbeerlijke voedingselementen (nutriënten), samenvat. Enkele der best bekende avitaminosen zijn keratomalacie, sommige vormen van nachtblindheid (veroorzaakt door gebrek aan vitamine A resp. de praevitamine carotine, waaruit het lichaam vitamine A kan bereiden), beri-beri (veroorzaakt door gebrek aan vitamine B1), pellagra (waarschijnlijk grotendeels veroorzaakt door gebrek aan de zgn. PP-vitamine), scheurbuik (door gebrek aan vitamine C), en rachitis of Engelse ziekte (door gebrek aan vitamine D, resp. door te weinig zonbestraling), sommige gevallen van habituele abortus (door gebrek aan vitamine E). De laatste jaren is gebleken, dat avitaminosen en hypovitaminosen ook kunnen ontstaan, wanneer de voeding een voldoende hoeveelheid vitamine bevat, doch wanneer daarvan, bijv. door een stoornis in de vertering of door een verhoogde behoefte, een naar verhouding onvoldoende hoeveelheid aan het lichaam ten goede komt. Men spreekt dan van secundaire of conditionele avitaminose. Een voorbeeld hiervan is de anaemia perniciosa (z anaemie).

Bij deze ziekte bestaat een defect in de afscheiding van maagsap, waardoor een stoornis ontstaat in de vertering of resorptie van een voedselbestanddeel, dat noodzakelijk is voor de opbouw der rode bloedcellen. Een ander voorbeeld van een voorwaardelijke avitaminose vormt de gevaarlijke neiging tot bloeding, die soms voorkomt bij lijders aan ziekten van de lever of de galwegen. Wanneer nl. niet genoeg gal in de darm komt, wordt vitamine K onvoldoende geresorbeerd, hetgeen een stoornis in de opbouw van een voor het tot staan komen van een bloeding onontbeerlijke stof (prothrombine) tot gevolg heeft. Door proefdieren te voeden met een voedsel, waarin één vitamine ontbreekt, kan men experimentele avitaminosen verwekken. Naast de bestudering van de ziekteverschijnselen bij menselijke lijders aan avitaminosen zijn dergelijke proeven van groot belang geweest voor onze kennis der avitaminosen. Daarbij heeft men o.a. gevonden, dat niet alle vitaminen voor de verschillende diersoorten noodzakelijk zijn.

Eén der redenen hiervoor is, dat verschillende diersoorten in het darmkanaal bacteriën herbergen, die het vermogen bezitten sommige vitaminen te synthetiseren. Het is nog onvoldoende onderzocht, in hoeverre ook de mens voor zijn vitaminevoorziening voordeel trekt van de in zijn darmkanaal aanwezige vitaminen, en of ook door een verandering in de bacterieflora van het darmkanaal avitaminosen zouden kunnen ontstaan. In vele gevallen ontstaan avitaminosen door het samengaan van verschillende omstandigheden. Zo weet men, dat wanneer de hoeveelheid opgenomen vitamine B1 zeer gering is, het ontstaan van beri-beri in de hand wordt gewerkt door een calorierijke voeding die in het bijzonder een grote hoeveelheid koolhydraten bevat. Pellagra behoeft bij ontbreken van vitamine PP niet te ontstaan, wanneer een ruime hoeveelheid van het aminozuur tryptophaan in de voeding aanwezig is. De avitaminosen herkent men door hun specifieke verschijnselen (afwijkingen aan het hoornvlies van het oog en huidafwijkingen bij avitaminose A, stoornissen van de zenuwen en de bloedsomloop bij gebrek aan vitamine B1; afwijkingen aan de huid, de tong, het zenuwstelsel en de darmen bij pellagra, bloedingen in de huid en stoornissen in de genezing van wonden bij avitaminose C, stoornissen in de opbouw en groei van het skelet bij avitaminose D etc.).

Daarnaast kan men het gehalte aan de verschillende vitaminen in bloed, organen en urine van den mens bepalen. Men maakt hiervan gebruik voor de diagnose van twijfelachtige of lichte gevallen.DR J. GROEN

Lit.: Bicknell & Prescott, The Vitamines in Medicine (1946); Eddy & Dalldorf, The Avitaminoses (1944); Stepp, Ernährungslehre (1939); J. Groen, Anaemia perniciosa en Voorwaardelijke Deficiëntie (1935).

< >