Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ATONALITEIT

betekenis & definitie

betekent letterlijk „zonder tonaliteit”. Sedert het tweede decennium van deze eeuw is de naam atonaliteit in zwang gekomen voor muziek, waarin òf de tonale relaties t.o.v. het tooncentrum niet direct volgens de voor de 19de eeuwse muziek geldende wetten zijn vast te stellen, òf, en dan is de naam juister gebruikt, door den componist de afwezigheid van een tooncentrum is bedoeld (bij J.

M. Hauer bijv.). De componist Arn. Schönberg, tegen wiens werken de term „atonale muziek” min of meer als scheldwoord werd gebruikt, heeft zich in geschrift zowel tegen het woord als tegen het begrip gekant. Het is nog een open vraag of een werkelijk atonale muziek mogelijk is voor het Westerse muziekbesef, waarin het leggen van zowel melodische als harmonische relaties tussen de tonen een primaire rol speelt. In ieder geval is het begrip atonaliteit heden ten dage min of meer op de achtergrond geraakt. In de nieuwe muziek komen atonale (?) episodes hoe langer hoe minder voor (z muziekleer en harmonie).Lit.: J. M. Hauer, Vom Wesen des Musikalischen, ein Lehrbuch der atonalen Musik; H. Eimert, Atonale Musiklehre (1924); A. Schönberg, Harmonielehre (1911); P. Hindemith, Unterweisung im Tonsatz, I (1937).

< >