Sir (John), Engels archaeoloog (Nash Mills 8 Juli 1851 - Boar’s Hill 11 Juli 1941), studeerde te Oxford en te Göttingen, was 1884 - 1908 conservator van het Ashmolean-Museum te Oxford en 1909 - 1925 buitengewoon hoogleraar in de vóór-historische archaeologie aldaar. Als kenner van munten en gesneden stenen, vestigde hij zijn aandacht op de eigenaardige figuren en lettertekens van de Kretensische gemmen, waaraan hij enige publicaties wijdde.
In het jaar 1900 kon hij een begin maken met de hoogst belangrijke opgravingen, die hij op zijn eigen kosten ondernam, in het paleis te Knossos op Kreta, waar hij de voornaamste overblijfselen ontdekte, die wij kennen uit het Kretensisch-Mykeense tijdperk (het 2de millennium v. Chr.) en die thans in het Ashmolean Museum te Oxford te vinden zijn.Bibl.: llyrian Letters (1878); Cretan Pictographs (1896); Further discoveries in Cretan and Aegean script (1896); Mycenaean tree and pillar cult (1901); Scripta Minoa, I (1909); The Palace of Minos (4 dln, 1921-1936).
Lit.: Joan Evans, Time and Change: The Story of Arthur Evans and his forbears (1943).