It. componist cn vioolvirtuoos (Venetië? ca 1675/8-Wenenbegr. 28 Juli 1741), studeerde bij zijn vader en bij G. Legrenzi, werd in 1703 tot priester gewijd, diende van 17071713 landgraaf Philipp van Hessen-Darmstadt, keerde in 1714 naar Venetië terug en werd dirigent van het Ospedale della Piëta, welk meisjesweeshuis een voortreffelijk orkest en koor had.
Ook als concertmeester aan de San Marco was hij werkzaam. Op de ontwikkeling van de viooltechniek heeft hij grote invloed gehad, dit is vooral duidelijk wanneer men de solopartijen in zijn concerten en sonates vergelijkt met die van zijn oudere tijdgenoot Corelli. Hoe beroemd en voorbeeldig zijn werken waren, blijkt het best uit transcripties, die zelfs een Joh. Seb. Bach er van maakte. Voor de ontwikkeling van de concertvorm zijn Vivaldi’s werken dan ook van onschatbare betekenis geweest.Bibl.: V. schreef 38 opera’s, 48 concerti grossi in verschillende bezettingen, talrijke vioolconcerten, waarvan de Dresdense bibliotheek er al 80 bezit, 12 triosonates, 18 vioolsonates, voorts cantates en aria’s. Herdr. 1930-’33; them. lijst der gedr. werken door W. Altmann, in: Archiv f. Musikwiss., IV (1922).
Lit.: A. Schering, Gesch. d. Instrumental-Konzerts (1905); S. A. Luciani, in: Roll. bibl. mus. (1928); M. Pincherle, in: Rassegna mus. (1929) en in Rivista musicol. (1935/36).