Spaans dichter, romanschrijver, journalist en literair criticus (Cuenca 21 Aug. 1886-Madrid 21 Oct. 1924), studeerde aanvankelijk theologie te Oviedo, later letteren te Madrid. In het begin der eeuw begaf hij zich naar Parijs.
Als dichter bezingt hij vooral de melancholieke lange achtermiddagen in kleine, oude, vergeten Spaanse provinciestadjes: Poemas de provincia (1910). In zijn romans, Matilde Rey (1911), Dona Violante (1913) en enkele andere, beschrijft hij bij voorkeur eenvoudige burgervrouwtjes in de provincie en het milieu van Madrileense naaimeisjes. Ofschoon zijn zeer omvangrijk critisch oeuvre door de jongeren is verguisd, zal het lang waarde behouden om de schat van gegevens die het bevat over tijdgenoten en igde-eeuwse auteurs. Bovendien komt aan Gonzalez-Blanco de eer toe, zich reeds vroeg serieus met het „modernismo” te hebben beziggehouden, inz. met Rubén Dario.Bibl. (beh. de gen.): Los grandes maestros (1908); Campoamor (1912); Los Contempordneos (4 dln, 190710); La Novela en España (1909); Antonio de Trueba (1914); Dramaturgos Españoles Contemporáneos (1918); Larra (1919).