is een aetherische olie, afkomstig van een Umbellifeer (schermbloemige) Carum ajowan Bth. & Hook. (syn. Ptychotis ajowan D.
C.), die thuishoort in Egypte, Perzië en Afghanistan, doch tegenwoordig ook in Brits-Indië, op de Seychellen en op Montserrat wordt gekweekt. Het is een éénjarig kruid, met één- tot tweevoudig samengestelde bladeren en bloemen in samengestelde schermen. Reeds in de 16de eeuw werd de plant naar Europa gebracht, waar ze al spoedig medicinaal werd gebruikt. Men wint de olie uit de fijngehakte vruchten door waterdampdestillatie, die een rendement van 3 à 4 pct geeft. De olie is een bijna kleurloze of bruinachtig gekleurde, naar thijm geurende, scherp smakende vloeistof, waarvan het belangrijkste bestanddeel de thymol is (50 pct), die men er ook technisch uit wint. De vers gedestilleerde olie wordt met een warme, waterige oplossing van natrium-hydroxyde geschud, tot er geen thymol meer in de olie is. De waterige oplossing laat men staan tot zij helder geworden is, zuurt ze daarna met zoutzuur aan, waardoor de thymol zich als olie afzondert. Men scheidt het zure water af, vervangt het door nieuw warm water en schudt hiermee de thymol; laat daarna het warme water aflopen en brengt de thymol in een schaal, die met een thymolkristal wordt geënt; de ontstane kristallen worden uitgeperst en de hierbij verkregen olie wordt als een goedkoop parfum voor de zeepfabricage verkocht.