Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Adrianus beeloo

betekenis & definitie

Nederlands dichter (’sGravenhage 20 Nov. 1798 - Rotterdam 4 Oct. 1878), werd na werkzaam te zijn geweest aan het ministerie van Justitie, in 1824 onderbibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek; sinds 1829 was hij lector aan het Instituut voor de Marine te Medemblik en van 1857-1877 inspecteur van het Lager Onderwijs in Noord-Holland. Hij was lid van het dichtgenootschap „Kunstliefde spaart geen vlijt” en schreef toneelwerken en naast andere poëzie enige tijdszangen.

Bibl.: Maria Tesselschade Visscher op het Slot te Muiden (blijspel, 1819); Tooneel- en Mengelpoëzy (1820); Gedichten (1836); ’s-Gravenhage, Een berijmd verhaal, met geschiedkundige aanteekeningen (1843); Verspreide en onuitgegeven gedichten (1873).

< >