Nederlands geneesheer (Oudewater 10 Oct. 1753 Delft 2 Mei 1829), studeerde geneeskunde te Leiden, promoveerde in 1788 op een proefschrift over plantenzouten, vestigde zich te Delft en werd aldaar in 1789 lector in de chemie. Hij onderzocht en schreef veel over de scheikunde van melk, drinkwater, gisting en plantenbederf.
Hij redigeerde de „Scheikundige Bibliotheek” en het „Geneeskundig Magazijn”. Hij had invloed op de medische wetgeving, maar wilde geen professor of koninklijk lijfarts worden. Op zijn naam staat nog de uitvinding van een instrument om de diepte der zee te peilen.