(knecht van den Machtige), eigenlijk Sidi el Hadsji Abd el Kader Ben Mahiddin (Maskara 1807 of 1808 - Damascus, 26 Mei 1883), is het bekende legerhoofd der Algerijnen, die gedurende zestien jaren zich tegen het machtige Frankrijk verdedigde. Hij behoorde tot een oude priesterstam (maraboet).
Zijn vader, Sidi el Mahiddin voedde hem op tot priester. Door den dei van Algiers bedreigd, trok hij naar Kaïro, deed een pelgrimstocht naar Mekka en werd hadsji. Na de afzetting van den dei door de Fransen, keerde hij terug en door de oproerige Arabische stammen tot emir gekozen, voerde hij de oorlog van 18321847 tegen Frankrijk. In de jaren 1832 en 1833 onderwierp hij alle stammen tussen Maskara en de zee en in 1834 sloot hij met den Fransen generaal Desmichels vrede. De Fransen dachten, dat het voordelig voor hen was. dat de afzonderlijke stammen nu aan één emir gehoorzaamden en rekenden er op Abd-el-Kader te kunnen beïnvloeden. Spoedig brak de oorlog echter opnieuw uit, waarin Abd-el-Kader de Franse generaals Trézel en d’Arlanges versloeg — den eersten bij Makta (1835) enden tweeden bij de Tafna (1836)— en zijn rijk over Titeri en een gedeelte van Algiers uitbreidde. Wel is waar bevrijdde generaal Thomas Robert Bugeaud (1784-1849) de aan de monding van de Tafna ingesloten Fransen en bracht hem bij de Sikak een nederlaag toe, doch in 1837 sloten de Fransen het verdrag aan de Tafna, waarbij Abd-el-Kader het bestuur over de provincies Oran, Titeri en Algiers behield, met uitzondering der hoofdsteden en de mitidsja van Algiers. Toen hij in 1839 de oorlog hernieuwde, moest hij weldra bij den sultan van Marokko zijntoevlucht zoeken. Nu overwon Bugeaud, onderwijl gouverneur-generaal van Algiers geworden (1840-1847), den Marokkaan in de beroemde slag bij Isly (14 Aug. 1844). Hij kreeg er de maarschalksstaf en de titel van „Hertog van Isly” voor. Tengevolge van de nederlaag sloot de sultan, die door den Prins van Joinville in het nauw was gebracht, vrede met Frankrijk. Abd-el-Kader trok nu weer over de Algerijnse grens. Door de verwoestende en onmenselijke wijze, waarop de Fransen de strijd voerden, zag hij zich weldra van zijn volgelingen verlaten en onderwierp hij zich onder voorwaarde, dat hem vrije aftocht naar Egypte werd toegestaan. De Franse regering hield zich echter niet aan het verdrag, dat door ’s konings eigen zoon was gesloten. Abd-el-Kader werd met zijn familie en gevolg de 22ste Dec. 1847 gevangengenomen en naar Frankrijk overgebracht. Eerst werd hij gebracht naar het fort Lamalgue bij Toulon, van daar naar het slot te Pau (1848) en eindelijk naar Amboise. In October 1852 schonk Lodewijk Napoleon, de toenmalige president der Republiek, hem de vrijheid.
Abd-el-Kader begaf zich eerst naar Parijs, vestigde zich daarna te Broessa in Syrië en tenslotte te Damascus. Toen hier in 1860 een vreselijke vervolging tegen de Christenen woedde, trad hij op als beschermer van deze laatsten. Hij genoot van Frankrijk een pensioen van 100 000 francs en besteedde zijn tijd aan het samenstellen van geschriften van godsdienstig-wijsgerige inhoud, van welke één door Dugat uit het Arabisch in het Frans is overgebracht onder de titel: Rappel a l’intelligent, avis à l’indifférent (1858). Van zijn hand is ook nog: „Poésies d’Abd-el-Kader, des règlements militaires” (1846). Bernard ter Haar wijdde aan de figuur van Abd-el-Kader een zijner bekendste gedichten.
DR J. s. BARTSTRA
Lit.: J. Pichon, Abd-el-Kader (1899); C. H. Churchill, The life of Abd-el-Kader (1867); Mad. d’Aires, Abd-el-Kader (1901); Paul Azan, L’émir Abd-el-Kader (1925); Bugeaud heeft geschreven: Oeuvres militaires (1883). Over hem: d’Ideville, de Maréchal B. (3 dln, 1881-1883).