Zoeaven, in het Fransch Zouaves, zoo luidt oorspronkelijk de naam der inwoners van het district Zoeavea (Zoeavia) bij het Dsjoerdsjoeragebergte in de Algerijnsche provincie Constantine. Die inwoners, vermaard wegens hunne dapperheid, dienden van ouds in Berberije als huurtroepen. Daarom gaf men in de Noord-Afrikaansche Staten den naam van Zoeaven aan de huurbenden, welke de lijfwacht vormden van de Dey’s en Bey’s van Tripolis, Tunis en Algiers. Het Fransche bewind behield na de verovering van Algérië die huurtroepen in de meening, dat deze eene soort van bemiddelende schakel konden worden tusschen de overwinnaars en de inboorlingen.
Daar het echter onmogelijk bleek, gemengde kompagnieën te vormen van Franschen en Zoeaven, zonderde men hen van elkander af en vormde een korps Zoeaven, dat in 1837 op drie bataljons werd gebragt. De officieren en onderofficieren waren nadien tijd grootendeels Franschen, die plaatsing zochten bij dit korps, en daar de inboorlingen allengs verdwenen, werden zij door Franschen vrijwilligers vervangen. Thans zijn er vier regimenten Zoeaven, die op dergelijke wijze gewapend zijn als het overige Fransche voetvolk. De Zoeaven zijn hoofdzakelijk voor ligte velddienst bestemd, in de eerste plaats in Algérië, maar zij hebben sedert den Krimoorlog als keurtroepen ook deelgenomen aan alle oorlogen van Frankrijk in Europa.