Constantine is de hoofdstad van eene evenzoo genoemde provincie der Fransche kolonie Algérië (zie onder dien naam) in Afrika. Zij ligt op eene hoogvlakte van kalksteen bijna 600 Ned el boven de oppervlakte der zee aan den voet van een steilen rotswand, die een derde gedeelte van de stad omgeeft, terwijl de twee andere derdedeelen omringd zijn door eene rotskloof, waar eene kleine rivier doorheen vloeit, weshalve zij alleen in het westen door middel van eene smalle landtong en in het zuiden langs de brug El Kantarah, uit den tijd der Romeinen afkomstig, toegankelijk is. Deze bestaat uit 2 rijen bogen boven elkaar en zweeft ter hoogte van 120 Ned. el boven den afgrond. Men heeft in de stad de wijk der inboorlingen en die der Europeanen, en haar binnenste gedeelte is een doolhof van enge, vuile straten.
De huizen zijn er meestal van leem opgetrokken en hebben geene vensters en kleine deuren. Er zijn 5 poorten, onderscheidene moskeeën en een merkwaardig paleis in Moorschen stijl van den voormaligen Bey. Op het hoogste punt der stad verheft zich de citadel (Kasbah) met eene prachtige kazerne, eene militaire gevangenis, een hospitaal enz. Het aantal inwoners van Constantine bedraagt ruim 35000. De nijverheid is er in een achterlijken toestand, doch er wordt een belangrijke handel gedreven met de binnenlanden van Afrika. In de stad en in haren omtrek heeft men vele overblijfselen uit den tijd der Romeinen, en voor de poort Valée verheft zich eene marmeren pyramide ter eer van den generaal Damremont, die aldaar sneuvelde. — Constantine was weleer de rijkste stad van Numidië en droeg den naam van Carta, welke door de Romeinen in Carta veranderd werd. Massinissa belegerde haar, en zij gaf zich over op uitdrukkelijk bevel van haren Koning, die zich als gevangene in het vijandelijk leger bevond.
Als zetel van Massinissa onderscheidde zij zich door hare prachtige gebouwen en door hare aanzienlijke bevolking. Ook later handhaafde zij haren roem: Jugurtha kon haar enkel door gebrek tot de overgave dwingen, en zij diende de Romeinsche veldheeren Metellus en Markis tot middelpunt bij hunne ondernemingen tegen dien vorst. Caesar schonk haar het Romeinsche burgerregt, doch nu begon haar bloei te verminderen, en in 311 na Chr., gedurende den oorlog tusschen Maxentius en Alexander, een boer uit Pannonië, die zich in Afrika tot Keizer had laten uitroepen, werd zij geheel en al verwoest. Constantijn de Groote deed haar weder opbouwen en schonk haar zijn naam, dien zij tot den dag van heden behouden heeft. Wegens hare sterke vestingwerken bleef zij gedurende de stormen der middeleeuwen ongedeerd, en Belisarius, de veldheer van Justinianus, vond haar in een zeer gunstigen toestand. Vervolgens kwam zij in de handen der Mooren, werd daarna schatpligtig aan Algiers, maar zocht zich sedert het einde der voorgaande eeuw onder eigen Beys meer en meer onafhankelijk te maken Achmed-bey hield er zijn gezag staande, toen de Fransche vaan reeds wapperde van de muren van Algiers; doch na een mislukten aanslag in 1836 werd Constantine toch den 13den October 1837 door generaal Valée stormenderhand ingenomen, nadat generaal Damremont daags te voren gevallen was.