Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Zalm

betekenis & definitie

Zalm (Salmo L.) is de naam van een geslacht van Weekvinnige visschen met een gladden kop, tanden in de kaken, op het ploegschaarbeen, in het gehemelte en op de tong, en met 7 tot 13 stralen in het kieuwenvlies. De zalm heeft achter de rugvin eene vetvin en veelstralige buikvinnen. De bovenrand der mondholte wordt zijwaarts gevormd door de bovenkaaksbeenderen, en de valsche kieuwen zijn gekamd. Bij den gewonen zalm (S. salar L.) zijn de beide kaken even lang, doch in den rijtijd is bij de mannetjes de onderkaak iets langer en naar boven omgebogen.

Oude zalmen zijn van boven donkerbruin met een blaauwachtigen weerschijn, doch deze tint wordt naar de zijden allengs lichter en gaat onder den buik over in een zilverachtig wit. Boven de zijstreep ziet men bij de visschen, die pas uit zee komen, gewoonlijk zwarte vlekjes. De jongen zijn van boven olijfkleurig en hebben langs de zijden donkere vlekken. Deze visch houdt zich vooral op in de noordelijke zeeën en rivieren, vooral op de kust van Labrador, voedt zich met kleine visschen, insecten en wormen en groeit zeer snel, hoewel hij zelden langer wordt dan 2 Ned. el en zwaarder den 30 Ned. pond. De zalm is een trekvisch en zwemt in het voorjaar tegen de rivieren op, waar de wijfjes kuit schieten. Hier worden zij in groote menigte in netten gevangen, en in ons Vaderland en elders zijn verordeningen vastgesteld omtrent de zalmvisscherij, namelijk omtrent den tijd, gedurende welken het visschen geoorloofd is, en de wijdte van de mazen der netten. Verbazend veel zalm wordt gevangen in Groot-Brittanje en in Noorwegen, en omstreeks het midden der voorgaande eeuw geschiedde zulks ook in ons Vaderland. Deze visch wordt versch met graagte gegeten, maar vooral ook in gerookten staat als eene zeer smakelijke spijs beschouwd.

< >