Woronzow is de naam van een beroemd grafelijk en vorstelijk geslacht in Rusland. De Stamvader, Gawrilo Woronzow, sneuvelde in 1678 bij de belegering van Tsjigirin in Klein-Rusland. Zijn kleinzoon Michaël Lavonowitsj, graaf van Woronzow, geboren in 1710, was een gunsteling van keizerin Elizabeth, die hem deed huwen met hare nicht, gravin Anna Skawronski, voorts in 1744 hem tot vice-kanselier en minister van Buitenlandsche Zaken benoemde en hem door keizer Karel VII in den stand der Rijksgraven deed opnemen. Later werd Woronzow rijkskanselier, maar verloor onder Catharina II allen invloed en overleed in 1767. — Zijne nicht Elizabeth Romanowna was de minnares van Peter III voor dat deze den troon beklom, en huwde na zijn overlijden met den senator Polaenski. — Hare zuster, gravin Dasjkow, was de vertrouwde van Catharina II en bevorderde hare verheffing op den troon. — Eene derde zuster, gravin Boetoerlin, onderscheidde zich door hare schoonheid en haar beminnenswaardig karakter. — Haar broeder, graaf Alexander Woronzow, eerst gezant aan onderscheidene Hoven in Europa, was van 1802 tot 1804 rijkskanselier en minister van Buitenlandsche Zaken en vestigde zich vervolgens te Moskou, waar hij in 1806 overleed. — Een andere broeder, Semen Woronzow, geboren in 1774, was Russisch gezant te Londen en overleed aldaar den 21sten Junij 1832. — Zijn zoon Michaël Woronzow, Russisch generaal der infanterie en adjudant-generaal des Keizers, geboren te Moskou den 17den Maart 1782, bekleedde eerst onderscheidene diplomatieke betrekkingen, streed vervolgens in den Caucasus onder Zizianow en in Turkije onder Koetoesow en onderscheidde zich vooral in de veldtogten van 1812— 1814 tegen Frankrijk.
Van 1815 tot 1818 was hij chef van het Russische contingent van het bezettingsleger in Frankrijk, nam vervolgens deel aan het Congrès te Aken, en werd daarop militair gouverneur van Odessa, Nieuw-Rusland en Bessarabië, alsmede in 1826 lid van den Rijksraad. Na den dood van Mensjikow in 1828 voerde hij bevel over de belegeringstroepen vóór Varna en werd daarop benoemd tot veldmaarschalk en gouverneur-generaal van Bessarabië en Nieuw-Rusland. In 1844 bevond hij zich aan het hoofd van het Russische leger in den Caucasus, veroverde er den 18den Julij 1845 Dargo, de voornaamste vesting van Sjamyl en ontving van den Keizer de vorstelijke waardigheid. In 1854 nam hij wegens zijne geschokte gezondheid zijn ontslag, werd bij de krooning van keizer Alexander II in rang verhoogd en overleed te Odessa den 18sten November 1856.