Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Thonijn

betekenis & definitie

Thynnus C.V. Thonijn is de naam van een beenig visschengeslacht uit de familie der Makreelen (Scomberoïdes) en uit de onderafdeeling der Acanthopterigii (Stekelvinnigen). Het omvat groote visschen met digt bij elkander geplaatste rugvinnen, 6-9 valsche vinnen, een door groote schubben gevormd borstpantser en een wigvormig uitsteeksel aan beide zijden van den staart. De gewone thonijn (T. vulgaris C.V., zie bijgaande afbeelding) is 2-2,5, volgens sommigen wel eens 4 Ned. el lang en 150-300 Ned. pond zwaar. Hij is van boven donkerblaauw, op het borstpantser witachtig blaauw, aan de zijden en op den buik graauw met witte vlekken en strepen; hij bewoont de Middellandsche Zee en ook den Atlantischen Oceaan en de Zwarte Zee, nadert tot de kust om kuit te schieten en spoedt zich vaak in troepen van duizenden in dezelfde rigting voort.

Hij vertoont zich in April, en schiet kuit in het wier in Junij, en de jongen hebben reeds in October een gewigt van een Nederlandsch pond. Hij voedt zich hoofdzakelijk met sprot en sardijnen en wordt zelf vervolgd door de haaijen en dolfijnen. De thonijnenvisscherij was reeds in de dagen der Oudheid een bekend bedrijf, hetwelk thans nog op groote schaal wordt uitgeoefend op de kusten van Italië. Men vindt het vleesch van thonijnen zeer smakelijk, en het wordt in groote hoeveelheden ingezouten, terwijl men olie verkrijgt uit de huid en de beenderen. De boniet (T. pelamys L.) wordt 80 Ned. duim lang, is op den rug en aan de zijden staalblaauw, in het groen en rood spelend en wordt vooral opgemerkt in den Atlantischen Oceaan. Hij volgt vaak met de thonijnen geruimen tijd de schepen en vormt daarbij regelmatig gerangschikte troepen. Deze voedt zich voornamelijk met vliegende visschen; zijn vleesch is niet eetbaar en wordt zelfs voor schadelijk gehouden.

Men vangt dezen visch met harpoenen of haken. In Napels of op Sicilië draagt de toestel, tot de vangst van thonijnen dienende, den naam van tonnari. Hij bestaat uit sterke netten, die tusschen de rotsen en eilanden door middel van ankers en gewigten op den bodem der zee worden bevestigd. Die netten bevatten onderscheidene afdeelingen, en de laatste van deze wordt de moordkamer genoemd. De thonijnen worden door de visschers, in hunne vaartuigen gezeten, naar die netten en voorts door de eerste afdeelingen heen naar de laatste gedreven en aldaar met speren en werpspiesen afgemaakt. Gewoonlijk verweren de visschen zich dapper en het gelukt hun wel eens, de netten te verscheuren.

< >