Gottlieb von Thon-Dittmer, een verdienstelijk Beijersch staatsman, onderscheidde zich vooral in de volksbewegingen van 1848. Hij werd geboren te Regensburg in 1802, studeerde te Würzburg en te Jena, werd in 1836 burgemeester van zijne geboorteplaats en zag zich in 1839 afgevaardigd naar den Landdag, waar hij tot de gematigde liberalen behoorde. Bij zijne herkiezing in 1845 maakte de regéring bezwaar, hem zitting te laten nemen, omdat hij als burgemeester niet volkomen onafhankelijk was. Hij bepaalde zich derhalve bij zijne burgemeestersbetrekking en verwierf de algemeene achting, zoodat de Koning hem aan het hoofd van Binnenlandsche Zaken riep, zoodra de eerste sporen van onrust zich bij de bevolking openbaarden.
Daar hij echter in 1848 door zijne gematigdheid tusschen de beide partijen stond, welke toen op den voorgrond traden, werd hij door beide veroordeeld. Doordrongen van het besef, dat de volksmenigte door anderen verleid was, nam hij geene doortastende maatregelen, maar zocht door zachtheid de gemoederen tot kalmte te brengen. Bijna was hij zelf het slagtoffer geworden van dit edel streven, daar hij in Maart 1848 bij het oproer te München door een steenworp gekwetst werd. Niettemin volhardde hij op den ingeslagen weg, en gedurende de acht maanden van zijn bewind werd zijn vaderland minder dan naburige rijken geschokt. In November van laatstgenoemd jaar legde hij de portefeuille neder, en overleed den 14den Maart 1853.
