Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Tang

betekenis & definitie

Tang (De) is een werktuig, geschikt om voorwerpen aan te vatten, hetzij deze minder geschikt zijn om regtstreeks met de handen te worden aangegrepen, hetzij ze met meer dan gewone kracht moeten worden vastgehouden. Voor het eerste geval dient de gewone vuurtang en voor het tweede de nijptang. Aan fijne tangen geeft men den naam van pincet. Merkwaardig is voorts de verloskundige tang (forceps), dienende ter voleindiging der verlossing in moeijelijke gevallen.

Men weet niet zeker, wanneer dit werktuig het eerst in gebruik is gekomen, vermoedelijk tusschen 1665 en 1670, in welk laatste jaar Hugh Chamberlin uit Engeland naar Frankrijk reisde, om het geheim der door hem uitgevonden tang te verkoopen. In 1688 begaf hij zich om staatkundige redenen naar Holland, waar hij zijn geheim openbaarde aan Roonhuizen, waarna eindelijk in 1753 de hefboom bekend werd. In 1723 werd door Palfijn te Gent aan de Fransche Académie een modél aangeboden van een instrument, bestemd ter uithaling van het beklemde hoofd. Het bestond uit 2 lepels met eene gebrekkige sluiting en werd aanmerkelijk verbeterd door Levret, Smellie en later door vele anderen, zoodat thans eene menigte soorten van dergelijke tangen beschikbaar is. Eene goede tang moet van het fijnste staal vervaardigd, zorgvuldig bewerkt en overal glad en glanzig zijn. Zij moet eene juiste kromming en voldoende hoofdholte hebben en voorzien zijn van een veilig slot.