Tanganjika-meer of Meer van Oedjidsji is de naam van een groot meer in het binnenland van Oost-Afrika, gelegen tusschen 3°20'— 8°40' Z. B. en 29°10'—32°30' O. L. van Greenwich. Het bevat zoet water en heeft bij eene gemiddelde breedte van 52 eene lengte van 750 Ned. mijl. Zijne oevers, van onderscheidene baaijen voorzien, zijn omgeven door boschrijke bergen en digt bevolkt. Van alle kanten stroomen rivieren derwaarts, en van deze zijn de Malagarazi (uit het oosten) en de Roesisi (uit het noorden) de voornaamste.
Volgens Cameron ontlast het zijne wateren onder 6° Z. B. door de Loekoega, maar deze wordt door Stanley als een moerassige arm van het meer beschouwd. Dit meer wordt door handelsvaartuigen van inboorlingen en Arabieren bevaren, want zijne oevers zijn zeer vruchtbaar. Ook vindt men er veel visch, nijlpaarden en krokodillen. De belangrijkste plaats is er op den oostelijken oever Kawele of Oedsjidsji, eene Arabische kolonie. Het Tanganjika-meer werd in 1858 door Burton en Speke ontdekt, en Stanley bevoer in 1875 al zijne boorden.
